13. VILLA ISOLA

Een kort verhaal.

Met helder weer konden wij haar vanuit de tuin van ons huis zien. Schit­te­rend gesitueerd op de zuidelijke hel­ling van de Tang­kuban Prahu, stond zij daar, als een kas­teel uit vroe­ger tijden. Wij stelden ons voor dat in die villa met haar half­ronde mu­ren, haar ramen in Romaanse stijl, haar bal­kons op de vier ver­die­pingen en haar  vijvers met beeldhouwwerkjes in het uit­ge­strekte, hel­lende gazon, stoutmoedige ruiters op on­stui­mi­ge paarden bij el­kaar kwamen voordat zij met amazo­nes op stap gingen. Of zich bij het brede smeedij­zeren toegangshek ver­za­melden om op het eerste trom­petsignaal de jacht in te zetten op wilde zwij­nen of roofvo­gels. En mis­schien was het vooral dáár dat het ver­bod op de aan­trek­ke­lijke hanen­gevech­ten en andere gokspelen zo hard­nekkig werd ge­trot­seerd.

Waar géén twijfel over bestond, was over recente activi­teiten die zich rond Villa Isola hadden afgespeeld. Overdag gebeurde er niet veel, maar ‘s nachts von­den verzetsstrijders daar onderdak. Wij waren in een oorlog ge­wik­keld, en een groepje militairen en burgers voer­de vanuit de bergen een tamelijk succes­volle gue­rilla uit. Onze vijanden, klein gebouwde soldaten met scheef­staan­de ogen, bleven uit die buurt; het gerucht ging dat een pa­trouille die te dichtbij was gekomen, niet op zijn basis was terugge­keerd.

Een maand nadat de oorlog was afgelopen, mocht onze padvindersgroep een weekend in het bos bij Villa Isola kamperen. Aan het eind van de dag, moe van de trek­tocht, de spelen en de beoe­fening van de diverse bekwaamheden, strekten we ons op het gras uit om te genieten van de stilte op de hoog­vlakte en van de kleu­rige rijst­velden en bossen en theeplantages in de laat­ste zonne­stralen. We wuifden naar groep­jes landarbeiders die van de sawahs terug­keer­den. Om­ringd door een bijna volledige cir­kel van bergtoppen, strekte de resi­dentiële stad Bandoeng zich over de laagvlakte uit. De eerste lichtjes floepten aan. Ik keek om, naar de merk­waar­dige top van de Tang­kuban Pera­hu. Net een omge­keerde boot, en dat is pre­cies de beteke­nis van die naam in het Ma­leis, de taal die in die streek wordt gespro­ken. Er is een mooie legende aan verbon­den, die ik jullie een volgende keer zal ver­tel­len.

Rondom het kampvuur werd er gezongen, gepraat en, zoals was te verwachten, kwamen er verhalen los over deze legendarische plek. Onze hopman bleek één van die guerillavechters te zijn geweest. Vroeg op een ochtend was een kameraad aan zijn ver­wondingen over­le­den. Helaas hadden zij geen tijd om hem te begra­ven, want in de tro­pen gaat de zon snel op en staat in een half uur al hoog aan de he­mel. Zij moesten zich in de bergen schuil houden en waren dus gedwon­gen, het lijk achter te laten.

Diezelfde middag werden de geruchten over het naderende einde van de oor­log bevestigd, en allen daalden dol van vreugde naar de stad af, hun onfor­tuinlijke makker volkomen vergetend. De vol­gende och­tend haastte een delegatie zich om het verzuim goed maken, maar tot hun ontstelte­nis vonden ze in de kelder noch het lijk, noch de laar­zen en een inge­lijste foto van zijn vrouw en dochter­tje, de enige per­soonlijke bezit­tin­gen van de man. Bij navraag werden ze gerustge­steld met de mede­deling dat lie­den uit een nabij gelegen dorpje de begraving hadden ver­zorgd, om de in die streken snelle ontbin­ding van het lijk te voor­komen. Maar meer wil­den de mensen nog niet loslaten.

Het vuur was aan het uitgaan en niemand gooide er nog hout op, want het werd tijd om de tent in te duiken. Ik bleef denken aan de droefheid van de familieleden van de dode, die nooit te weten zouden komen waar zijn stoffelijk over­schot lag. Toen ik even later zag dat mijn buurman de slaap ook niet kon vatten, stel­de ik hem voor, een kijkje te gaan nemen op de verdiepingen waar we nog niet waren geweest. Wie weet wát voor impuls ons eerst naar bene­den dreef. Ineens stonden we voor de toegang naar het souterrain. We bleven staan en keken el­kaar moed in. Dat was wel nodig, want ik geloof dat op dat moment geen van ons het lef had opgebracht om alléén af te dalen. Lang­zaam volgden we de draaiing van de trap naar de pikdonkere en vochtige kelder. Een koude rilling liep over ons heen toen we in het licht van mijn zak­lan­taarn een laars in een hoek zagen liggen. En een portret­lijstje. Ik geloof dat het van leer was. –

 

7 comentarios sobre “13. VILLA ISOLA

  1. Aha, het is dus een verhaal deels gebaseerd op werkelijkheid.
    In de blogwereld is dat belangrijk om te weten. Tenslotte kennen
    blogger en lezer elkaar min of meer persoonlijk.
    Je verstaat de kunst om, fraai verhalend, de spanning gaandeweg
    op te voeren en dan op het juiste moment af te breken. Het
    maakt dat je verlangt naar het vervolg.
    En reken maar dat dat ook voor mij geldt. Ik voel het kriebelen.

    Me gusta

    1. Gaat niet de fantasie uit van de werkelijkheid die de schrijver kent, en kan het verschil belangrijk zijn? Hij kan iets uit zijn rechterduim zuigen dat een lezer best geloofwaardig vindt, en omgekeerd. Ik ben er bijzonder tevreden mee, niet de enige te zijn die mijn relaas spannend vindt! .-

      Me gusta

    1. Een amusante vraag, die ook anderen, me hebben gesteld. Maakt het verschil, te weten dat – in dit geval – alleen de plek en het padvinders-weekend werkelijkheid waren? Als je het geheel maar leesbaar vindt!
      Het «vervolg» dat ik had toegezegd; is niet van mijzelf; wél iets dat ik graag had verzonnen..Het komt eraan…
      .-

      Me gusta

      1. Nee eigenlijk maakt dat niet uit natuurlijk maar ik ben nou eenmaal iemand met het ♥ op de tong…. ondanks al mijn levenservaringen heb ik me op dat vlak nog steeds niet aangepast van het ‘sociaal wenselijke’ grinnikssss

        Ik kijk er naar uit hoor

        Me gusta

  2. Prachtig verhaal met een raadselachtig einde. Ik heb nog foto’s van Bandung van onze vakantie in Indonesië in 1980. Bandung één van de mooiste steden op Java.
    groetje, Ria

    Me gusta

    1. In de vijf jaren dat wij in Batavia woonden, waren minstens een week bij mijn grootouders in Bandoeng onvergetelijke vacanties (opzettelijk, in de vooroorlogse spelling). Twee niet met elkaar vergelijkbare steden met hun respectievelijke attracties en herinneringen. Toen ik er zestig jaar later weer rondwandelde, waren hun namen veranderd. En ondanks stedebouwkundige achteruitgang blijft Bandung inderdaad een van de mooiste plaatsen, tenminste van Java – het enige eiland dat ik ken.
      Dank voor je snelle reactie, Ria! .-
      . .

      Me gusta

Deja un comentario